Interview

Sander Troelstra

COR WAS HIER / Het avontuurlijke oeuvre van een Amsterdamse fotograaf, 1936–2013

Sander Troelstra

Thuis (op de bank) 2012 © Sander Troelstra

Janus 'De Politoerder' in café Hans en Grietje 1958 © Cor Jaring, Stadsarchief Amsterdam

Hostess in Tokio 1966 © Cor Jaring, Stadsarchief Amsterdam

Stadsgezicht van Tokio bij nacht 1966 © Cor Jaring. Met dank aan de familie Jaring

Straatbeeld Tokio 1966 © Cor Jaring, Stadsarchief Amsterdam

De tentoonstelling Cor was hier belicht het complete oeuvre van de Amsterdamse ereburger Cor Jaring (1936–2013), waarbij de nadruk ligt op tot nu toe onbekend materiaal. Het leven van de fotograaf was avontuurlijk en met zijn persoonlijkheid voorop stond hij vooraan bij Amsterdamse havenopstanden en Provodemonstraties in de jaren ’60. Minder bekend is dat Jaring geregeld voor fotoreportages over de wereld reisde, waar hij met zijn verhalend talent zijn ervaringen vastlegde. In Huis Marseille zal nieuw ontdekt werk over onder andere zijn avonturen in Tokyo en een tot eerder toe geheim naaktarchief te bewonderen zijn . De selectie is gedaan door bewonderend fotograaf Sander Troelstra in samenwerking met Huis Marseille. Assistent conservator Anna Kruyswijk sprak met Troelstra over het project dat hij rondom Cor Jaring heeft opgestart en waarvan deze tentoonstelling het resultaat is.

Anna Kruyswijk: Laten we beginnen bij het begin: waarom Cor?

Sander Troelstra: Tja, dat is een goede vraag! Het ging eigenlijk heel erg vanzelf. Ik ben via Koos Breukel in contact gekomen met Cor Jaring. Voor het fotoproject PS Camera zou ik een camera van Cor lenen en daarmee gaan fotograferen. Ik vond niet alleen zijn camera, maar zijn gehele persoonlijkheid heel fascinerend. Het is een interessant figuur. Ik bedoel, het was een markant mannetje van een jaar of 75 toen, met schuine grappen en grote verhalen. En ik werd steeds nieuwsgieriger naar wat waar was van die verhalen.

Ik voelde heel erg de noodzaak om onderdeel te worden van zijn werk en van zijn leven. Niet bewust maar nu achteraf kan het best mogelijk zijn dat dit te maken heeft met iets wat ik niet had gekend: ik had geen opa en mijn vader was vroeg gestorven. Ik zeg nu niet dat Cor mijn opa was, maar ik zie wel degelijk dat hij een rol vervulde die ik misschien toch wel miste. Zo leerde ik over een tijd die ik nooit zo had meegemaakt, de jaren ’60, en zijn rauwe mentaliteit stond mij heel erg aan. Zijn persoon is zijn werk, voor mij.

AK: Vanaf eind 2011 bent u Cor Jaring gaan volgen en trok u met elkaar op. Hoe is dat zo gekomen?

ST: Ik voelde me verwant met zijn wereld en daarmee ook met zijn foto’s van die wereld. Het straatleven en hangen in cafés ken ik net als Cor goed. Ik ben opgegroeid in Lelystad waar het gemakkelijk was in de criminaliteit te vervallen. We hebben onze mentaliteit en milieu gemeen, en van daaruit ben ik met hem gaan samenwerken.

AK: Dus de match die fotograaf Koos Breukel – van wie u tevens assistent bent – maakte in PS Camera had niet met een andere fotograaf kunnen zijn?

ST: Nee dat denk ik niet. Qua stijl en onderwerpen die ons interesseren komt Koos zelf natuurlijk al heel erg dicht bij die van mij. Maar nee, ik heb geen flauw idee met wie ik anders gekoppeld had kunnen worden, dit was wat mij betreft ideaal.

AK: Als onderdeel van dat project ging u met de camera van Cor Jaring fotograferen in Glasgow. Heeft het werken met zijn camera u in eerste instantie dichter bij Cor gebracht?

ST: Hoe bedoel je dat precies?

AK: Ik kan me zo voorstellen dat het kijken door en afstellen van zijn camera een nieuw perspectief biedt?

ST: Nou, ik ben eigenlijk een heel ander type dan Cor. Hij was druk en sprak iedereen aan, mengde heel gauw met de groepen die hij wilde fotograferen, ik niet en heb zo mijn eigen manier van doen. Natuurlijk had ik toen ik daar in Glasgow stond het gevoel dat ik in een parallelle wereld stond, naast die van Cor. Maar ik dacht er wel over na hoor, dat ik zijn camera gebruikte, hij zei altijd tegen mij “je moet één van hun worden!”, om zo goed je positie als fotograaf te kunnen innemen. Dat neem je dan wel mee.

AK: En zijn de laatste portretten die u schoot van Jaring ook met zijn camera gemaakt?

ST: Eigenlijk heb ik alleen in het begin zijn camera gebruikt – met groot gemor van Cor vooraf, want hij vond het in het begin maar niets dat een vreemde met zijn camera ging werken. Hij had een Canon AE1 (analoog) maar die ging ik vanzelf weer inwisselen voor mijn eigen camera. Op een gegeven moment ben ik allerlei soorten camera’s gaan gebruiken, zoals de Hasselblad 6×6 (analoog) waarmee ik de laatste portretten heb gemaakt.

AK: Hoe kreeg het fotoproject vorm in de loop der jaren, van je eerste ontmoeting met Cor Jaring tot dit interview vooraf aan de tentoonstelling?

ST: Poeh, ja daar heb ik nu ik in deze fase zit ook eindelijk een beetje zicht op. Toen ik daar in de eerste maanden kwam werkten we samen, en kreeg ik ook wat aanvragen over het archief die ik dan afhandelde. Maar ik ging ook mee naar het ziekenhuis toen Cor en Willy (zijn vrouw) niet konden rijden, dan reed ik ze. Dan zei ik okay, maar ik neem wel mijn camera mee. Ik ben eigenlijk langzaam aan opgenomen in zijn werk en leven.

In de eerste instantie dacht ik dat ik alleen ‘De oude dag van Cor Jaring’ zou doen, dat het daarbij zou blijven. Maar voor mijn gevoel miste er nog een boek, één waarin hij zelf voorkomt. Cor heeft altijd anderen gefotografeerd en stond letterlijk buiten de beelden. Voor mij persoonlijk is het heel belangrijk dat het boek er zou komen en dat er een tentoonstelling aan gewijd zou worden. De combinatie van hemzelf als persoon en als fotograaf zijn één en niet te scheiden, en ik wilde meer dan alleen een fotoboek met Cors werk maken.

AK: Waaraan moesten de foto’s die in Huis Marseille getoond volgens u aan voldoen?

ST: Hmm, ik had geen criteria. De werken moesten mij persoonlijk aanspreken. Tussen de 100.000 kleinbeeld negatieven die ik allemaal heb bekeken was ik op zoek naar die beelden die het verhaal en het karakter van Cor konden laten zien. Deze heb ik ook echt gevonden, in de onderwerpen die het dichtst bij Cor liggen, want die zijn automatisch ook het beste van zijn werk. Deze foto’s zijn van mensen die aan het rauwe randje van de samenleving hangen, zoals prostituees (zoals die in Tokyo). Ik heb ook die interesse voor mensen die een vage aanwezigheid hebben. Ik deel met Cor de liefde voor onzichtbare mensen, om het zo te zeggen.

AK: Als ik het werk van Cor Jaring zie denk ik aan een soort explosieve spontaniteit dat zijn werk typeert. Hoe zou u zijn fototechniek beschrijven? En hoe is deze te vergelijken met die van uzelf?

ST: Die omschrijving kan ik wel in komen. Als iemand zijn fototechniek zou willen toepassen zou deze zekere brutaliteit, of een charmante brutaliteit zoals Cor had, moeten bezitten. Ook zou deze heel bewegelijk moeten zijn. Als ik dit vergelijk met mijn eigen fototechniek moet ik zeggen dat mijn werk vooral inhoudelijk en niet zozeer technisch met dat van hem overeenkomt.

Cor had een neusje voor groepsdynamiek. Als er een gebeurtenis was en er waren twintig fotografen, dan rende Cor plotseling naar één bepaalde plek en daar gebeurde het dan. Hij zat er altijd bovenop en was razendsnel. Toen moest je nog manueel scherpstellen vlak voor een belangrijk moment voorbij was, en dat lukte hem goed. Hij zei altijd “registreren voor het nageslacht!”

AK: Cor Jaring heeft veel boeken gemaakt. Welke rol speelden Jarings vele gevatte woorden, naast de beelden, zoals de verhalen in Je bent die je bent: (en dat ben je) uit 1968?

ST: Ja, hij had nu eenmaal veel mooie verhalen. Hij schreef overigens niet zelf, hij was daar slecht in. Hij kreeg het op de een of andere manier voor elkaar samen te werken met een hoop mensen. Hij had zo’n manier van doen, een beetje manipulatief zonder de negatieve bijklank, waardoor andere mensen deden wat hij ze vroeg en ze zich daar ook vrij in voelden. Voor Je bent die je bent heeft Emile Fallaux geschreven wat Cor zei. Het schrijven van spreektaal en het verzinnen van woorden dat je in zijn boeken aantreft is trouwens heel Amsterdams.

Maar het is ook een ego-ding. Ik weet dat hij toen Ik Jan Cremer door Jan Cremer uitkwam zei: “ik wil ook zo’n boekie”. Het past gewoon heel goed bij Cor. Toch vraag ik me tot de dag van vandaag nog af hoe hij dat voor elkaar heeft gekregen, al die boeken.

AK: Jaring stelde zich op als een actieve burger en noemde zichzelf ‘fotobewust’. Vooral het werk dat hij van de Amsterdamse geruchtmakende happenings maakte zijn door hemzelf als ‘foto-acts’ gebombardeerd. Hoe zou u zijn overige foto’s beschrijven, zoals die hij op straat en in cafés in Amsterdam en Tokyo maakte?

ST: Ik weet niet of ik hier een heel ander type fotograferen voor zou willen verzinnen. Hij heeft als fotojournalist wel een andere pet op gehad, en vaak meer afstand tot het onderwerp gehad. Maar, aan de andere kant, hij was altijd te snel naar de maatstaven van de gevestigde fotojournalistiek.

AK: Zou je kunnen zeggen dat wat hij ook fotografeert, zijn bijdrage aan een situatie het fotograferen van die situatie is?

ST: Ja dat zou zeker zo kunnen zijn. Als fotograaf verander je altijd wat in de atmosfeer, omdat je jezelf aan een situatie toevoegt. Maar Cor bracht natuurlijk wel een heel karakter mee, en dat deed hij bij het maken van al zijn foto’s…

AK: Cor Jaring fotografeerde vanaf zijn dienstijd tot een paar jaar voor zijn overlijden – twee jaar geleden – sociale gebeurtenissen maar ook de havens, het nachtleven en stiekem ook naakten voor zijn privécollectie. Wat is uw favoriete onderwerp, en waarom?

ST: Ik moet zeggen dat de Amsterdamse havens nog steeds een speciaal plekje hebben. Cor was één van hun doordat hij zelf in die havens heeft gewerkt. Hij had interactie met zijn onderwerp, waardoor het werk groter werd dan fotojournalistiek. Naar mijn idee kom je hemzelf hierin tegen.

Ook vind ik de foto’s uit Japan heel speciaal, deze waren een grote verassing toen ik de archieven aan het doorspitten was.

AK: De tentoonstelling in Huis Marseille valt samen met het 50-jarig bestaan van Provo dat door verschillende instanties in Amsterdam gevierd zal worden. Gelijktijdig met ‘Cor was hier’ is in het Stadsarchief de tentoonstelling ‘Amsterdam Magisch Centrum’ te zien, met werk van Cor Jaring uit de periode 1965-1975, waar u ook de voorbereidingen voor trof. Betekent dit de afronding van het hoofdstuk Cor Jaring voor u?

ST: Ja.

Ik neem afscheid van hem. Voor mij is dit een mooie manier om de samenwerking en onze vriendschap af te sluiten. Ik ga verder waar Cor was gebleven.

AK: Uw boek komt gelijktijdig uit met Cor Was Hier, wat kunnen we hiervan verwachten?

ST: Wat je kunt verwachten is het complete karakter ‘Cor’. Middels zijn eigen archief wordt zijn persoonlijke verhaal vertelt. Hierin zijn interviews met familieleden en mensen met wie hij heeft samengewerkt te vinden, maar ook teksten door schrijver Joris van Casteren.

Het is een goed fotoboek over Cor zelf, en heeft waarde voor zowel de oude generatie als de generatie die hem nooit heeft gekend.

AK: Tot slot, wat wilt u dat de bezoekers van de tentoonstelling vooral ontdekken over Cor Jaring?

ST: Moeilijk. Om op te antwoorden. Iets ontdekken moet je echt alleen doen zonder aanwijzingen of verwachtingen. Het is met liefde gemaakt.